gedichten (2)
uit Secuur (PoëzieCentrum, 2010):
Hoorn
De balts in de pas, lonkend
naar de fonkelende ogen
van het schichtig wijfje,
met een gewei wijds
vertakkend zich
tot bronstig netwerk.
Het hoofdschuddend pronken
met de uitstekende conditie
treft doel: een haard, een harem
clustert zich rond hem, hij
die het gevaar verkent.
Hij die op den duur status
koppelt aan grotesk, zijn toorn
laat varen en zijn macht
aan de hoorns hangt,
spijts het overgrote ego.
nieuw stadsgedicht Damme, 2012:
Damme, my love
Er zijn vonken. Er slaan gensters.
We hebben een venster op de wereld,
het geluk waait ons toe op de toren,
we spellen elkaars namen en laten ze
over de vlakte galmen, herinneringen
ophalend aan een haven, een thuiskomen
na een bar traject, een duister vooraf.
Hier is jouw beeld aan het mijne geklonken,
hier vonden we de weg, dronken
van het landschap, wentelend ons
in een briljante beteugeling
tussen de kromme bomen.
Bij de bloesems aan de hagedoorns
vrijen we, gul, drijvend
in de geul van de voorspoed
in een land van glorie dooraderd
met het genot van vis en wijn,
lichamen, nat en zot,
in extase rollend.
Hier trad ooit een vorstenpaar
in het huwelijk.
Een spiegel uit een rijk verleden
turnt de wereld om, op onze vespa's
wanen wij ons goddelijk en vlammen
door de nieuwe lente, het nieuwe Damme.
Hoorn
De balts in de pas, lonkend
naar de fonkelende ogen
van het schichtig wijfje,
met een gewei wijds
vertakkend zich
tot bronstig netwerk.
Het hoofdschuddend pronken
met de uitstekende conditie
treft doel: een haard, een harem
clustert zich rond hem, hij
die het gevaar verkent.
Hij die op den duur status
koppelt aan grotesk, zijn toorn
laat varen en zijn macht
aan de hoorns hangt,
spijts het overgrote ego.
nieuw stadsgedicht Damme, 2012:
Damme, my love
Er zijn vonken. Er slaan gensters.
We hebben een venster op de wereld,
het geluk waait ons toe op de toren,
we spellen elkaars namen en laten ze
over de vlakte galmen, herinneringen
ophalend aan een haven, een thuiskomen
na een bar traject, een duister vooraf.
Hier is jouw beeld aan het mijne geklonken,
hier vonden we de weg, dronken
van het landschap, wentelend ons
in een briljante beteugeling
tussen de kromme bomen.
Bij de bloesems aan de hagedoorns
vrijen we, gul, drijvend
in de geul van de voorspoed
in een land van glorie dooraderd
met het genot van vis en wijn,
lichamen, nat en zot,
in extase rollend.
Hier trad ooit een vorstenpaar
in het huwelijk.
Een spiegel uit een rijk verleden
turnt de wereld om, op onze vespa's
wanen wij ons goddelijk en vlammen
door de nieuwe lente, het nieuwe Damme.
Reacties